17 decemeber 2023 – Jesaja 65 – Oorlog is (niet) normaal
Votum & groet
Zingen: NPB Psalm 122: 1, 2, 3/Ik spring van blijdschap op, wanneer
Gebed
Bijbellezing: Jesaja 65: 17-25
Zingen: Liedboek (1973) 125: 1, 4, 5/O kom, o kom, Immanuel
Preek
Zingen: Gezang 157: 1, 2, 3/Eens zal er vrede zijn
Apostolische Geloofsbelijdenis
Zingen: NPB Psalm 92: 1, 2, 5, 6/Goed is het U te danken
Gebed
Collecte
Zingen: Lied 482: 1, 2, 3/Er is uit ’s werelds duistere wolken
Zegen
Jesaja 65: 17-25
[1] Vandaag heb ik slecht nieuws voor jullie. Dat wil zeggen: vandaag wil ik daarmee beginnen, met jullie slecht nieuws te vertellen. Het slechte nieuws is dit: oorlog is normaal, [2] vrede is een uitzondering. Dat is vandaag mijn boodschap voor ons, juist omdat wij denken dat het andersom is. Omdat wij in deze uithoek van Europa al drie generaties in vrede leven, zijn we gaan denken dat vrede normaal is. Maar je wilt niet weten hoe bijzonder het is. Ik zou haast zeggen: met dank aan de Europese Unie, maar dat zou een politieke uitspraak zijn en dominees en politieke uitspraken, dat is geen gelukkig huwelijk, dus ik zeg: met dank aan God (via de Europese Unie). Maar oorlog is normaal. Daarom is het toch ook een beetje vreemd om enorm te schrikken van een oorlog in een andere uithoek van Europa, in Oekraïne. Want voor die oorlog herinner ik mij een jarenlange oorlog in Joegoslavië. En uit de boekjes weet ik van daarvoor nog van een burgeroorlog in Spanje en een schrikbewind in Portugal. Nee, niet uit de geschiedenisboekjes van heel erg vroeger; dit is nog maar vijftig jaar geleden. En nog een sprongetje en je bent bij de Tweede Wereldoorlog. En ook in Israël is het nog nooit langer dan twintig jaar rustig geweest. Oorlog is normaal. En dan heb ik het nog niet eens over oorlogen die juist andere mensen in andere werelddelen raken, waar ze hun schouders ophalen over Oekraïne, omdat hun eigen oorlog hun wereld op de kop zet. Oorlog is normaal, vrede is een uitzondering.
Geldt ook voor dakloosheid. [3] Migratie, verhuizing, vluchten en ballingschap, dat is normaal. Dat iemand woont in het huis van zijn oma en opa, dat is een uitzondering. Opnieuw, ik ga geen politieke uitspraken doen op de preekstoel, maar ik mag je wel de cijfers geven. Vanaf de Tweede Wereldoorlog wordt het bijgehouden en wat blijkt? Steeds is drie procent van de wereldbevolking in beweging, òf op reis naar een betere plek òf verjaagd van huis en haard. Wat dat laatste betreft: sinds dat het bijgehouden wordt is constant 0,3 procent van de wereldbevolking op de vlucht, vluchteling. Dus ja, dat worden er elk jaar meer, omdat de wereldbevolking elk jaar nog wat groeit. Maar het aandeel blijft gelijk. En als je nu zegt: dat is maar 0,3 procent en dat is maar drie procent, dus dat kun je niet normaal noemen, oké, wacht even. Het verschuift natuurlijk wel. Het ene jaar het ene volk, het volgende jaar een ander. Dus als je graag een hek wilt bouwen om Nederland heen, zodat er niet meer mensen bijkomen, wees dan wel zo verstandig om er een achterdeurtje in te bouwen, zodat wij, als wij aan de beurt zijn, tenminste weg kunnen. En dan maar hopen dat we welkom zijn in Syrië of in Afghanistan. Dakloosheid en migratie zijn normaal, wonen in het huis van je opa en oma een uitzondering.
Nog een laatste: dat de natuur een vijand is, een bedreiging, is normaal en natuur als een tuin is een uitzondering. [4] Sinds dat de wolf acht jaar terug zijn herintrede deed in Nederland, is de wilde natuur ook hier weer een stap dichterbij. Maar je mag ook aan het water denken. [5] Water is voor ons de wilde natuur, die ons bedreigt. Dus bouwen we dijken tegen de zee en voelen ons veilig – totdat blijkt dat het water ons in de rug aanvalt, wanneer regenwater en smeltwater met bakken naar beneden komen en de rivieren hun ruimte claimen. Opnieuw: het is ons alweer zeventig jaar gelukt om min of meer droge voeten te houden, maar wat kost dat een moeite en materiaal en tijd en geld. Wat kost het wat om ons te verzetten tegen de natuur, die een vijand is. En zelfs dat tuintje van je, ik spreek uit ervaring, een maand negeren en het staat vol onkruid. De natuur als vijand is normaal, een aangeharkt tuintje is de uitzondering.
[6] Waarom begin ik mijn preek met zoveel slecht nieuws? Niet om jullie bang te maken. Het is niet zo dat ik namens God aan jullie moet vertellen, dat hier binnenkort oorlog komt, dat jij binnenkort op de vlucht moet slaan of dat de kerk binnenkort half onder water staat. Integendeel. Ik wil je vandaag graag een boodschap van vrede geven en ik ga je die ook geven. Maar als ik jou namens God van echte vrede vertel, is het wel zinnig om je wakker te schudden. De belachelijke vrede en rust waarmee de Heer ons gezegend heeft in deze uithoek van de wereld, je moet niet denken dat dit standaard is. En je moet zeker niet denken dat het een recht is. Vrede in Nederland, een eigen plek onder de zon, bescherming tegen de elementen: het is niet iets wat jij in je macht hebt, het is niet iets wat jij verdiend hebt, jouw leven had zomaar anders kunnen zijn – en wat moet je dan? Geloof me, oorlog is normaal, vrede een uitzondering.
[7] Dat is wat ze ook in Israël hadden ontdekt, in de tijd van Jesaja. We lezen vandaag een deel van Jesaja 65 en het eerste wat opvalt is dat God ons vertelt: ‘Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.’ Nieuw! Wat er vroeger was raakt in vergetelheid. Wat er vroeger was: geween en geweeklaag, baby’s die in je armen sterven, mensen die doodgaan voor het hun tijd is. Maar wat was er dan vroeger misgegaan en waar komt deze ellende vandaan? [8] Omdat het oorlog was. De koning van Babylon, Nebukadnezar, was het begin van de zesde eeuw voor Christus met zijn legers opgetrokken tegen Israël. Dat wil zeggen, tegen wat er nog over was van Israël, tegen Juda. En hij had het verwoest. Maar misschien kon Jeruzalem hem nog tegenhouden, het mooie Jeruzalem, de godsstad hier beneden? Vergeet het maar, de muren in puin, de huizen verwoest, de tempel verbrand. Oorlog. Mannen vermoord, vrouwen verkracht – heb medelijden, Heer. Oorlog.
[9] En na die oorlog ballingschap. Nebukadnezar had ze bij duizenden weggevoerd, degenen die overgebleven waren. Ver weg van Jeruzalem kwamen ze te wonen bij de rivieren van Babylon, waar ze treurden en dachten aan Sion. Maar hun ouderlijk huis waren ze kwijt. Misschien dat een ander er nog wat van had opgeknapt en er nu woonde en de vruchten plukte van de anderhalve vijgenboom die nog wat leven in zich had. Veertig jaar waren ze ooit onderweg geweest om het beloofde land te bereiken, zij, de asielzoekers van de Heer. Zes-, zevenhonderd jaar hadden ze er gewoond. Die eeuwen door was oorlog meer normaal geweest dan vrede, dat wel. De tijd van Salomo was een uitzondering. Maar in elk geval was dit hun plek op aarde, hun thuis dat God hun had gegeven. Totdat de koning van Babylon er een eind aan maakt. Ballingschap.
[10] En toen was dat land dat een paradijs was, dat land waar het stroomde van melk en van honing, dat land dat was een woestenij geworden. Waar de mensen verdwenen kwamen de wolven en de lammetjes van de kuddes die onbeschermd rondzwierven waren een gemakkelijke prooi. Waar de leeuwen vroeger zich hadden teruggetrokken in de dichtbegroeide strook land aan weerskanten van de rivier de Jordaan en al blij waren als ze wat aas konden eten, hadden ze nu biefstuk op het menu staan: vette runderen waar toch geen mens naar omkeek. Om over de slangen nog maar te zwijgen, zij maken het plaatje compleet, de rtozakken. Want dit is het beeld: waar de mens niet de natuurlijke vijand is voor de wilde dieren in het beloofde land, daar neemt de natuur het over. Tot zover Israël.
[11] Maar vond God dat allemaal goed, dan? Nee, natuurlijk niet! Wat denk je nou, als Hij bij zichzelf zweert dat Hij ons een land wil geven, waar het veilig is, waar je wonen kunt, waar genoeg natuur je goedgezind is om te overleven en zelfs wat over te houden, natuurlijk staat Hij niet te juichen als dat allemaal door de gootsteen gaat. Maar het punt is dit: God had het ons allemaal gegund, niet omdat wij zijn speelgoed waren, maar omdat Hij van ons hield. Het beloofde land was van zijn kant geen poppenkast, maar een huwelijk. Hij heeft zichzelf met hart en ziel aan ons gegeven, Hij heeft de mooiste plek van de wereld ons huis gemaakt, hier wilde Hij zelf met ons omgaan. Maar wij vertikten het. Wij zagen de vrede als een recht, de huizen waar we woonden als zelf verdiend en de natuur puur als leverancier van wijn en olie. En negeerden Hem. Negeerden zijn gebod van liefde. Negeerden elkaar. Negeerden de schepping. Toen deed God wat Hij ons gezegd had, namelijk niets. [12] Terecht. Als je als God gaat voor een relatie van liefde en trouw, maar wat je krijgt is ontrouw en liefdeloosheid, dan is er geen relatie. Dan is er niets. En dus is er oorlog. En ballingschap. En geen bescherming tegen de wilde natuur. Het is om te janken.
Dus in feite is de vraag: wat wil die Jesaja dan eigenlijk nog met zijn dromen van God die dan komt met iets nieuws, iets goeds, goed nieuws? [13] Hoezo ‘Ik herschep Jeruzalem in een jubelende stad en schenk haar bevolking vreugde’? Hoezo ‘Dan zal Ik over Jeruzalem jubelen en me verheugen over mijn volk’? Want God lijkt terug te komen op zijn stappen. Zijn profeet, zijn volk, ze mogen weer dromen van huisje en boompje en beestje. Het nieuwe plaatje belooft het herstel te zijn van het beeld van vroeger, maar dan nog mooier en rijker en duurzamer. En voor een deel heeft Israël het zien gebeuren. Er kwam een nieuwe koning, koning Cyrus van Perzië, en hij was hun goedgezind en via hem was God hen goedgezind. Hij liet hen gaan in vrede naar hun huis, naar Juda, naar Jeruzalem. Ze waren, deels, weer thuisgekomen en hadden hun huizen herbouwd, niet voor een ander, maar voor zichzelf en hun kinderen en kleinkinderen. De vijgenbomen bloeiden weer en de wijngaarden gaven hun vruchten. En toch. Toch bleven er oorlogen komen. Kon je opeens wel van huis en haard verdreven worden. Zetten aardbevingen je wereld op de kop. Vanuit de geschiedenis houd je bij dit hoofdstuk van Jesaja twee vragen over: waarom doet God deze belofte? [14] En: hoe gaat Hij dit beeld dan invullen?
Om bij een antwoord uit te komen, haak ik aan bij Jesaja 65: 24. Daar staat een opvallende uitspraak, van God zelf. [15] ‘Ik zal hun antwoorden nog voor ze Mij roepen, Ik zal hen verhoren terwijl ze nog spreken.’ Binnen het boek Jesaja is dit een uitspraak die God vaker doet. Het is inderdaad een antwoord op de vraag waarom God al zijn beloften doet. God kiest ervoor om niet te gaan zitten wachten op onze reactie. Omdat onze reactie zomaar is, zie het volk Israël van toen, dat wij God de rug toekeren. Omdat onze reactie zomaar is, zie het volk Israël van toen, dat wij zeggen: laat maar zitten. Maar God wil dat niet. God wil het er niet bij laten zitten. Hij zal laten zien wat Hij wil. Dat Hij liefde wil. Dat Hij contact wil. Het is goed, laat dat maar aan God over.
En hier denk ik dat kersfeest past in deze profetie van Jesaja. Ik denk dat kerstfeest, dat God zelf ons komt opzoeken als baby’tje in Bethlehem, dat dat het ultieme bewijs is dat God het er niet bij laat zitten. Wij zingen mooie liedjes in advent, van hoe ons hart vol verwachting klopt. Nou, ook als dat niet klopt, en hoe vaak klopt het niet in de wereld en bij ons, God gaat door met zijn plan. God onderneemt actie. Gewoon, omdat Hij er zin in heeft. Gewoon, omdat Hij liefde is. [16] Gewoon – nou ja, gewoon… Niet normaal, die liefde van God. En toch doen, hè. Want zo is Hij wel, die God van jou. Zie kerstfeest. God die zijn beloften komt inlossen.
Maar hoe gaat dat dan? Hoe gaat Hij het plaatje van de beloften dan invullen? Nou, kijk nog eens goed naar Jezus Christus. Nee, Hij is niet gekomen om met beren te vechten. In zijn dagen was Israël weer bewoond genoeg om minder met de dreiging van wilde dieren te maken te hebben. Maar je mag ook aan het water denken. [17] Op een keer, Hij was toen al dertig plus, op een keer waren ze op een meer, Hij en zijn leerlingen. Hij sliep, zij voeren. Toen begon het te stormen. Hij sliep, zij ploeterden. Totdat het hen te gortig werd: ‘Heer, wat slaapt U nu, maakt het U niet uit dat wij verdrinken?’ En weet je nog wat Hij toen deed? Hij deed ‘Sst!’ en ging weer liggen. Maar de storm ook. Ik geef gelijk toe, er zijn nog vaker stormen geweest en aardbevingen en wilde dieren. Maar het plaatje is toch, dat Hij machtiger is. Het plaatje is toch, dat Hij er wat aan kan doen. En dus, als de belofte is dat Hij er wat aan gaat doen, dat Hij er wat aan gaat doen. Nog voordat jij erom kon vragen, heeft Hij het laten zien: niets loopt Mij uit de hand.
Net zo’n verhaal kan ik houden over thuiskomen. [18] Let op, als er één vluchteling op aarde is geweest, dan Hij. Als er één rondgedwaald heeft op zoek naar asiel, dan Hij. Maar als er één van ons niet welkom was, dan Hij. Nergens. Niet in Ter Apel-sorry-Bethlehem, niet in een hotel, niet in Rome, niet in Jeruzalem, geen plek voor zijn hoofd om het neer te leggen, zelfs tenslotte geen plek voor zijn twee voeten op onze bodem, hang Hem maar ergens aan een paal. Maar wat wij Hem aandeden, dat deed Hij ons niet aan. Iedereen die Hem meemaakte, voor die voelde dat als thuiskomen, maar dan in het groot. Overal straalde Hij het welkom uit van God, het grote welkom, het grote thuiskomen. En als jij dan zegt dat Hij ook wel eens mensen wegstuurde, dan weet jij net zo goed als ik dat dat een leermoment voor hen was. Ze moesten leren om eerst van hun eigen bloed en bodem los te komen, omdat als je daaraan vast zit, je niet bij God kunt komen. Terwijl dat wel Gods doel was: dat Hij bij iedereen zou wonen en iedereen bij Hem, Gods eigen volk eerst, maar dan ook heidenen en Lage Landers.
En ook kwam Hij ons vrede brengen. [19] ‘Vrede op aarde,’ zongen de engelen in het jaar nul. En even voor alle duidelijkheid, als de engelen zingen, dan is dat omdat ze God zelf hebben horen zingen. ‘Dan zal Ik over Jeruzalem jubelen en me verheugen over mijn volk.’ En dat God inmiddels de cirkel wijder trekt en zijn volk niet langer in Jeruzalem vindt maar wereldwijd, wees alsjeblieft niet de kniesoor die daarover struikelt. Bij God is vrede voor iedereen, ook voor verloren zonen en dochters. Jezus brengt Gods nieuwe normaal. Dus als ik zeg dat oorlog normaal is en ballingschap en een schepping die ons vijandig is, dan heb ik wel feitelijk gelijk, maar ik moet buigen voor God, die de Enige is voor Wie de feiten moeten buigen. Zijn schepping gaat weer goed voor ons zijn, in zijn wereld vinden we een thuis, waar vrede heerst. Dat is de belofte van God. En in Jezus Christus heeft Hij een onomkeerbaar begin gemaakt om zijn beloften waar te maken.
En dus? Dus heb jij de keus. [20] Nee, ík kan jou niet vragen in jouw leven de wapens neer te leggen, níet mee te gaan in het recht van de sterkste. [21] Ík kan je niet vragen op te komen voor de zwakke en je huis te openen voor wie een dak nodig heeft en een hap eten. [22] Ík kan niet van je eisen om met Gods schepping om te gaan als met een vriend. Ik kan je ook niet vragen om je vertrouwen niet te hechten en je zaligheid niet te laten afhangen van wat jij en jouw soort mensen allemaal voor mekaar kunnen krijgen. Zeker niet in het plaatje van deze wereld, waarin oorlog normaal is en vluchteling zijn en waarin alles zich zomaar tegen je keert. Ík niet. [23] Maar Jezus wel. Vrede, zegt Hij? Het begint bij Mij. Thuis zijn? Wie Ik thuis breng bij God is overal thuis. En hoe jij met die schepping omgaat, die schepping is van Mij, wees goed voor haar en Ik zegen je. Dat, zegt Jezus, is mijn plaatje, mijn verhaal. [24] Dat, zegt Jezus, moet ook jouw plaatje zijn, jouw verhaal. En vertrouw Me, dan komt het moment, dat de droom van Jesaja werkelijk wordt, op de dag dat Ik terug kom. Dan zal er vrede zijn. Dan zal God bij jullie wonen en jij bij God. Want Ik maak alle dingen nieuw. En in een hoek van het beeld gaat de slang door het stof.
Amen.